De overheid wil spaargeld van de Belgen actief gaan gebruiken en heeft daarom de regels vastgelegd voor een volkslening vanaf 1 november. Met het activeren van het spaargeld naar de actieve economie geeft de regering een belangrijk signaal, maar er zijn betere manieren om de langetermijnfinanciering aan bedrijven vlot te krijgen, reageert Jo Libeer, gedelegeerd bestuurder van Voka.
Het geld van de termijnrekeningen en kasbons zal geïnvesteerd worden in wat de overheid projecten van maatschappelijk en economisch belang noemt, zoals ziekenhuizen of kmos. Om spaarders over de streep te trekken, geldt er een lagere roerende voorheffing. Een koninklijk besluit moet de criteria en de focus meer in detail vastleggen.
Volgens Libeer bestaat er momenteel nog teveel onduidelijkheid of de regering wel echt de kredietverlening aan ondernemingen wil verbeteren, dan wel voornamelijk mikt op de financiering van grootschalige semi-overheidsprojecten. In de uitwerking van de details van de volkslening moet daarom de toegang voor bedrijven tot de via de volkslening verzamelde fondsen maximaal gegarandeerd worden. Bovendien vraagt Voka dat de selectie van de projecten van maatschappelijk belang op een objectieve en vooral relevante manier gebeurt. De waarborgen die met dergelijke kredieten samenhangen wegen finaal immers op de rekening van de belastingbetaler.
Lage rentevoeten
Voka stelt vast dat er de laatste jaren bij de kleine spaarders echter weinig interesse is geweest voor langetermijnsparen. De reden daarvoor zijn de aanhoudend lage rentevoeten. De vraag is maar of de volkslening daar iets aan zal veranderen, gegeven het eerder beperkte rendement van 2 procent. Om de Belgen over de streep te trekken wordt daarom een fiscaal voordeel aan de volkslening toegekend. In plaats van 25 procent roerende voorheffing moet op de intresten van de speciale kasbons of termijnrekeningen 15 procent betaald worden. Volgens Libeer erkent de regering hiermee expliciet de fiscale discriminatie van beleggers.
Alternatieve financieringsbronnen op lange termijn
Libeer wijst er ook op dat ondernemingen die willen doorgroeien vooral nood hebben aan alternatieve financieringsbronnen op de echt langere termijn, dat is op meer dan 7 jaar. De volkslening speelt daar niet of onvoldoende op in, en dreigt zo naast de bestaande bankfinanciering komen te staan. Ook het Vlaamse Bankenplan met de kmo-fondsen zet trouwens in op dezelfde looptijden, waardoor het wel erg druk wordt op die markt. De hoge kosten die samenhangen met de volkslening, zoals de kosten van de uitgifte en van het beheer en de kosten van de banken, zullen bovendien de interestvoorwaarden, waartegen ondernemers geld kunnen lenen, de hoogte in jagen. Het is dan voor bedrijven misschien interessanter om via gewone, klassieke bankfinanciering te lenen.
Libeer vraagt de overheid vertrouwen terug te geven aan beleggers. Dit kan best gebeuren door het principe van neutraliteit te hanteren inzake spaarfiscaliteit.
Bron: politics.be
Het geld van de termijnrekeningen en kasbons zal geïnvesteerd worden in wat de overheid projecten van maatschappelijk en economisch belang noemt, zoals ziekenhuizen of kmos. Om spaarders over de streep te trekken, geldt er een lagere roerende voorheffing. Een koninklijk besluit moet de criteria en de focus meer in detail vastleggen.
Volgens Libeer bestaat er momenteel nog teveel onduidelijkheid of de regering wel echt de kredietverlening aan ondernemingen wil verbeteren, dan wel voornamelijk mikt op de financiering van grootschalige semi-overheidsprojecten. In de uitwerking van de details van de volkslening moet daarom de toegang voor bedrijven tot de via de volkslening verzamelde fondsen maximaal gegarandeerd worden. Bovendien vraagt Voka dat de selectie van de projecten van maatschappelijk belang op een objectieve en vooral relevante manier gebeurt. De waarborgen die met dergelijke kredieten samenhangen wegen finaal immers op de rekening van de belastingbetaler.
Lage rentevoeten
Voka stelt vast dat er de laatste jaren bij de kleine spaarders echter weinig interesse is geweest voor langetermijnsparen. De reden daarvoor zijn de aanhoudend lage rentevoeten. De vraag is maar of de volkslening daar iets aan zal veranderen, gegeven het eerder beperkte rendement van 2 procent. Om de Belgen over de streep te trekken wordt daarom een fiscaal voordeel aan de volkslening toegekend. In plaats van 25 procent roerende voorheffing moet op de intresten van de speciale kasbons of termijnrekeningen 15 procent betaald worden. Volgens Libeer erkent de regering hiermee expliciet de fiscale discriminatie van beleggers.
Alternatieve financieringsbronnen op lange termijn
Libeer wijst er ook op dat ondernemingen die willen doorgroeien vooral nood hebben aan alternatieve financieringsbronnen op de echt langere termijn, dat is op meer dan 7 jaar. De volkslening speelt daar niet of onvoldoende op in, en dreigt zo naast de bestaande bankfinanciering komen te staan. Ook het Vlaamse Bankenplan met de kmo-fondsen zet trouwens in op dezelfde looptijden, waardoor het wel erg druk wordt op die markt. De hoge kosten die samenhangen met de volkslening, zoals de kosten van de uitgifte en van het beheer en de kosten van de banken, zullen bovendien de interestvoorwaarden, waartegen ondernemers geld kunnen lenen, de hoogte in jagen. Het is dan voor bedrijven misschien interessanter om via gewone, klassieke bankfinanciering te lenen.
Libeer vraagt de overheid vertrouwen terug te geven aan beleggers. Dit kan best gebeuren door het principe van neutraliteit te hanteren inzake spaarfiscaliteit.
Bron: politics.be