Van de BUB-studiedienst:
---
![]()
BEZWEEK KONING BOUDEWIJN ONDER HET TAALFEDERALISME ?
![]()
Van links naar rechts: Prins Boudewijn, Koning Leopold III en Prins Albert
Het is twintig jaar geleden dat Koning Boudewijn ons ontviel. Hoe moeten we zijn regeerperiode beoordelen? Wat was zijn houding tegenover het nationalisme en taalfederalisme? Wat was zijn doodsoorzaak ? Een analyse.
Prins Boudewijn werd op 7 september 1930 in Laken geboren. Het regnum van Koning Boudewijn begon in 1950 onder het dramatisch gesternte van de Koningskwestie. Op 11 augustus 1950 legde hij de eed af als Kroonprins (hij was nog niet meerderjarig, d.w.z. nog geen 21 jaar) en verving zo zijn vader Koning Leopold III, die in opspraak was gekomen wegens vermeende collaboratie met de bezetter. Na de gedwongen abdicatie van zijn vader op 16 juli 1951, werd Boudewijn koning. De jonge koning werd al snel zeer geliefd onder de Belgen en in Belgisch-Congo, alsook in de Belgische mandaatgebieden Ruanda-Urundi (getuige daarvan zijn bezoek aan Congo in 1955). Onder Koning Boudewijn werd de tot op heden onovertroffen Wereldtentoonstelling van 1958 geopend: het unitaire België en de dynastie stonden op hun absolute hoogtepunt. Maar vanaf 1960 ging het bergafwaarts. Ondanks pogingen van de Koning om het dekolonisatieproces actief af te remmen, verloor België zijn kolonie en mandaatgebieden. In 1960 werd de openbare omroep zij het functioneel op taalbasis gesplitst. Het zou het begin zijn van honderden taalsplitsingen. Ook de vastlegging van de taalgrens in 1963 beteugelde het anti-Belgische taalnationalisme niet.
![]()
In 1970 werd het taalfederalisme op een ongrondwettige manier ingevoerd (zie onze tekst). Koning Boudewijn had deze eerste staatshervorming nooit mogen ondertekenen, temeer daar hij een grote populariteit genoot én het recht aan zijn kant stond. De vraag is natuurlijk wat politici hem nog toelieten. Leo Tindemans zou in zijn memoires getuigen: Historisch gezien, betekende de regeringsvorming [van 1968] en de manier waarop het programma werd opgesteld en goedgekeurd, het begin van wat in België later particratie werd genoemd, namelijk de poging om langs bepaalde partijen en hun voorzitters, het bestuur van het land te overheersen. (L. TINDEMANS, De Memoires, Tielt, 2002, p. 33).
In de feiten bleef België tijdens de hele jaren 1970 een unitaire staat. Pas in 1976 hij regeerde toen al meer dan 25 jaar zou Koning Boudewijn voorzichtig naar het federalisme verwijzen. Zo verklaarde hij in maart 1976 op het stadhuis te Brussel dat federeren verenigen betekent, in aanvaarde verscheidenheid. Naar het aanvoelen van de Koning of van zijn ministers die hem dit vertelden? moest de communautaire hypotheek gelicht worden om de zware economische crisis van de jaren 1970 het hoofd te bieden. Toen de Koning, op initiatief van zijn kabinetschef, in 1979 een korte ontmoeting had met de Voerense wallingant Happart, was het hek helemaal van de dam. Happart wilde hem een petitie overhandigen, maar de Koning hield (natuurlijk met de beste bedoelingen) een kort gesprek. In Vlaams-nationalistische middens kwam hij zwaar onder vuur te liggen.
In januari 1979 de plannen voor een staatshervorming in drie fasen waren toen al bedisseld sprak de Koning de natie toe in een rede tot de Gestelde Lichamen: De natie, waarvan oorspronkelijk alle macht uitging, staat nu aan de Europese instellingen datgene af dat beter op Europees vlak kan worden behartigd en vertrouwt aan de culturele en regionale gemeenschappen datgene toe wat beter door hen kan worden uitgevoerd dan door een centraal gezag. Het nationaal gezag moet van zijn taakverlichting gebruik maken om krachtdadig de eigen verantwoordelijkheid verder op te nemen. Maar om doeltreffend te zijn moet elk gezagsniveau het andere aanvullen. Het is onmogelijk enkel Europeaan te zijn, of enkel Belg, of Vlaming, Waal of Brusselaar, of enkel Duitstalige Belg! (W. MARTENS, De Memoires, Luctor et emergo, Tielt, 2006, p. 820). Deze toespraak verschilt niet zoveel van die van de laatste twee koningen der Belgen. Maar wie hield hier de koninklijke pen vast? Koning Boudewijn of federalist Wilfried Martens? Hoe dan ook, de Koning ondertekende de rampzalige Bijzondere Wet tot Hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980, een tweede en nog grotere vergissing dan die van 1970.
![]()
In de jaren tachtig zou hij zich, zo weten we nu, verzetten tegen verwarring, overlapping van bevoegdheden en rivaliteit tussen officiële Belgische onderhandelaars en pleitte hij ervoor dat de Koning, dit wil zeggen de nationale uitvoerende macht, zoals de Grondwet dat voorschrijft, de enige internationale gesprekspartner is. Op 8 februari 1983 zei hij voor de Gestelde Lichamen dat door een opeenvolging van [institutionele] stroomversnellingen, het beleid van het land steeds moeilijker, en uiteindelijk onmogelijk wordt. Dat was nauwelijks verholen kritiek op het taalfederalisme. Op 20 juli 1984 zei de Koning dat de nadruk veel te veel lag op wat de Belgen verdeelt, dan op wat hen verenigt. Wat mij betreft, zal ik niet ophouden u mijn mening te zeggen over wat de Belgen bindt, omdat het de taak is van de koning daarover te spreken. Als ik dat niet deed zou ik aan mijn plicht verzaken. Hiermee benadrukte de koning het belang van zijn grondwettelijke eed die inhoudt dat hij de onafhankelijkheid en integriteit van België moet vrijwaren en zich bijgevolg tegen elke vorm van separatisme moet verzetten. Ook benadrukte hij de noodzaak van een sterk centraal gezag, Met andere woorden: federeren betekent niet scheiden maar wel verenigen. (W. MARTENS, Ibidem, p. 822). Tussen 1980 en 1988 was de continüe lijn in de koninklijke toespraken er één voor het bewaren van het institutionele status-quo, hetgeen ongetwijfeld strookte met de overtuiging van de vorst.
De staatshervorming van 1988 was er voor Koning Boudewijn werkelijk te veel aan. Toen hierover in de zomer van 1988 na honderd dagen onderhandelingen een politiek akkoord bereikt werd en de ministerraad zich hier zelf voor feliciteerde, las Wilfried Martens een brief van de Koning voor waarin die zijn ongenoegen uitte over deze zoveelste staatshervorming. Dit incident zette zoveel kwaad bloed dat een vicepremier (Moureaux of Dehaene, dat weten we niet zeker) zelfs met zijn ontslag dreigde. Onder druk van Martens bevestigde de Koning zijn vertrouwen in de vicepremier en tekende hij de staatshervorming (J.-A. FRALON, Baudouin Lhomme qui ne voulait pas être roi, Parijs, 2001, p. 344-345).
![]()
Ondertussen kennen we de inhoud van de brief van Koning Boudewijn aan Martens. We citeren: Ik vrees echter dat [...], door het niet gebruiken van de klassieke structuren van een federale Staat, men uiteindelijk tot een dubbelzinnig geheel komt dat sommigen een federale Staat noemen, anderen gefedereerde staten en nog anderen een confederatie van onderscheiden Staten. Ik heb ernstige twijfels over sommige aspecten van de geplande wijzigingen en over de manier die wordt aangewend om ze te verwezenlijken. [...] Tijdens de onderhandelingen was iedereen het erover eens om de centrale macht te versterken inzake de materies waarvoor ze bevoegd blijft. Hoe zal dit verwezenlijkt worden? » Deze vraag blijft tot op vandaag pertinent gelet op het feit dat ook de zesde staatshervorming geen enkele herfederalisering of maatregel tot versterking van het federale niveau bevat en zelfs geen federale kieskring, waarop nochtans door heel wat organisaties en politici werd aangedrongen. De Koning vroeg zich vervolgens bezorgd af: In het wetsontwerp over de bevoegdheden wordt veel gesproken over het overleg en de samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten en tussen die componenten onderling. Hoe zal dat gebeuren en hoe zal men lamlegging en blokkering vermijden als men daarover tot geen vergelijk komt? [...] Ik heb ook de gelegenheid gehad, zowel tijdens de vorming van de Regering als daarna, te waarschuwen betreffende bepaalde andere onderwerpen: de Economische en Monetaire Unie, het Wetenschappelijk beleid, de Buitenlandse Handel, de Infrastructuur, het Statuut van het Openbaar Ambt. Sommige teksten werden verbeterd, andere niet. (W. MARTENS, Ibidem, pp. 824-825). Deze vragen blijven tot op vandaag pertinent gelet op het feit dat ook de zesde staatshervorming geen enkele herfederalisering of maatregel tot versterking van het federale niveau bevat en zelfs geen federale kieskring, waarop nochtans door heel wat organisaties en politici werd aangedrongen en ondanks het feit dat men de burger in het regeerakkoord beloofd had deze kwestie te bestuderen.
In april 1990 beging Koning Boudewijn echter een grote tactische fout toen hij zijn macht op het spel zette in het kader van de zogenaamde abortuswet. In tegenstelling tot voor de federalisering was er voor die wet een breed maatschappelijk draagvlak. De Koning weigerde de wet echter wegens gewetensbezwaren te bekrachtigen. Daarop werd hij door de Ministerraad tijdelijk in de onmogelijkheid tot regeren gesteld zodat de regering en het parlement de wet toch nog konden goedkeuren. Waartoe heeft deze rebellie gediend? De Koning had zijn geweten ingeroepen, maar de wet was toch goedgekeurd. Zijn verzet was louter symbolisch. Belangrijker was dat hij hiermee de koninklijke prerogatieven ondergroef. Recent verklaard de socialist Johan Vande Lanotte hierover in het weekblad Humo: Koning Boudewijn vroeg de politici een oplossing voor zijn gewetensnood omdat hij, zo schreef hij letterlijk, de democratische instellingen niet wilde blokkeren. Daarmee erkende de koning expliciet dat hij geen politieke macht had, laat staan vetorecht tegen bepaalde wetten. Dát was de start van het ceremoniële koningschap (Humo, 9 juli 2013). Tot op vandaag wordt deze kwestie bovendien aangehaald om het recht op bekrachtiging van de wetten van de Koning af te nemen. Koning Boudewijn heeft er niet aan gedacht zijn enorme invloed aan te wenden om één of meerdere staatshervormingen te blokkeren, al heeft hij in feite nooit het federalisme zelf aanvaard. Ondanks al zijn inspanningen voor de eenheid van België en een vlekkeloos parcours van 1950 tot 1970 is Koning Boudewijn op institutioneel vlak en zeer tegen zijn zin de minst sterke Belgische koning gebleken. Misschien speelde het trauma van zijn vader die in s lands belang openlijk met de regering brak in 1940 en de koningskwestie die daaruit zou volgen hierin een rol. Onder zijn koningsschap werden immers vier anti-Belgische staatshervormingen goedgekeurd, een absoluut en zeer moeilijk te evenaren record. Anderzijds was zonder de matigende invloed van Koning Boudewijn de federalisering misschien nog veel verder gegaan tijdens zijn regeerperiode.
Zelfs voor de aanvaarding van de definitieve fase (sic) van de staatshervorming in 1993, achtte Koning Boudewijn zijn politieke rol niet uitgespeeld. In La Libre Belgique van 11 januari 1993 meende de voorzitter van de Vlaamse Raad, Luc Van den Brande dat het Sint-Michielsakkoord slechts een tussenstap naar een confederaal model was. Hij vond dat de drie gewesten alle bevoegdheden zouden moeten krijgen en dan samen moesten beslissen over wat ze nog aan de confederale staat zouden overlaten. Het autonome Vlaanderen zou een feit moeten zijn in 2002, de 700e verjaardag van de Guldensporenslag. De Koning ontbood hem hiervoor op audiëntie op het Paleis uit en waarschuwde hem dat hij het niet te ver moest drijven.
De gezondheid van de Koning werd ondertussen fragiel. In maart 1992 onderging hij een succesvolle hartoperatie. In zijn daaropvolgende 21 juli-toespraak verklaarde hij: Nu de artsen mij opnieuw een uitstekende gezondheid hebben bezorgd, zal ik u, met groot genoegen, nog vele jaren kunnen dienen.
![]()
In juli 1993 volgden de gebeurtenissen zich plots snel op. De politici hadden het Sint-Michielsakkoord ondertekend, dat België officieel tot een federale staat moest omvormen. Op 16 juli 1993 ondertekende Koning Boudewijn de Bijzondere Wet ter vervollediging van de federale staatsstructuur, die uit dit akkoord voortvloeide. Koning Boudewijn wist uiteraard dat het hier maar om een etappe ging in de ontbinding van de Belgische staat, zoals de andere staatshervormingen. Tijdens de 21-juli toespraak ter gelegenheid van de nationale feestdag loofde de koning tegen zijn zin het federalisme. Volgens Wilfried Martens, die tijdens het Te Deum van 21 juli 1993 op één van de eerste rijen zat, keek Koning Boudewijn bij het uitgaan van de kathedraal in zijn richting: Ik zal zijn blik nooit meer vergeten. Het was een bezorgde blik . Eerder had hij de voormalige Eerste minister al toevertrouwd: ik ben op (W. MARTENS, Ibidem, pp. 837). Tien dagen later, op 31 juli 1993, en tot grote verbazing van zijn Franse hartchirurg, overleed Koning Boudewijn in Motril, Spanje. De Koning heeft tegen heug en meug meegewerkt aan de vorming van het federale België, maar het is naar alle waarschijnlijkheid net die federalistische en nationalistische druk die hem zijn leven heeft gekost. Zijn begrafenis op 7 augustus 1993 trok enorm veel Belgen naar Brussel. Zelfs Koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk was op de begrafenisplechtigheid aanwezig.
Wat zou er gebeurd zijn indien een zo populaire Koning zich nog krachtdadiger tegen het federalisme zou verzet hebben? Welke weg zou de geschiedenis dan zijn ingeslagen? Die vraag zal voor altijd onbeantwoord blijven
---
http://www.unionbelge.be/?p=7436
---

BEZWEEK KONING BOUDEWIJN ONDER HET TAALFEDERALISME ?

Van links naar rechts: Prins Boudewijn, Koning Leopold III en Prins Albert
Het is twintig jaar geleden dat Koning Boudewijn ons ontviel. Hoe moeten we zijn regeerperiode beoordelen? Wat was zijn houding tegenover het nationalisme en taalfederalisme? Wat was zijn doodsoorzaak ? Een analyse.
Prins Boudewijn werd op 7 september 1930 in Laken geboren. Het regnum van Koning Boudewijn begon in 1950 onder het dramatisch gesternte van de Koningskwestie. Op 11 augustus 1950 legde hij de eed af als Kroonprins (hij was nog niet meerderjarig, d.w.z. nog geen 21 jaar) en verving zo zijn vader Koning Leopold III, die in opspraak was gekomen wegens vermeende collaboratie met de bezetter. Na de gedwongen abdicatie van zijn vader op 16 juli 1951, werd Boudewijn koning. De jonge koning werd al snel zeer geliefd onder de Belgen en in Belgisch-Congo, alsook in de Belgische mandaatgebieden Ruanda-Urundi (getuige daarvan zijn bezoek aan Congo in 1955). Onder Koning Boudewijn werd de tot op heden onovertroffen Wereldtentoonstelling van 1958 geopend: het unitaire België en de dynastie stonden op hun absolute hoogtepunt. Maar vanaf 1960 ging het bergafwaarts. Ondanks pogingen van de Koning om het dekolonisatieproces actief af te remmen, verloor België zijn kolonie en mandaatgebieden. In 1960 werd de openbare omroep zij het functioneel op taalbasis gesplitst. Het zou het begin zijn van honderden taalsplitsingen. Ook de vastlegging van de taalgrens in 1963 beteugelde het anti-Belgische taalnationalisme niet.

In 1970 werd het taalfederalisme op een ongrondwettige manier ingevoerd (zie onze tekst). Koning Boudewijn had deze eerste staatshervorming nooit mogen ondertekenen, temeer daar hij een grote populariteit genoot én het recht aan zijn kant stond. De vraag is natuurlijk wat politici hem nog toelieten. Leo Tindemans zou in zijn memoires getuigen: Historisch gezien, betekende de regeringsvorming [van 1968] en de manier waarop het programma werd opgesteld en goedgekeurd, het begin van wat in België later particratie werd genoemd, namelijk de poging om langs bepaalde partijen en hun voorzitters, het bestuur van het land te overheersen. (L. TINDEMANS, De Memoires, Tielt, 2002, p. 33).
In de feiten bleef België tijdens de hele jaren 1970 een unitaire staat. Pas in 1976 hij regeerde toen al meer dan 25 jaar zou Koning Boudewijn voorzichtig naar het federalisme verwijzen. Zo verklaarde hij in maart 1976 op het stadhuis te Brussel dat federeren verenigen betekent, in aanvaarde verscheidenheid. Naar het aanvoelen van de Koning of van zijn ministers die hem dit vertelden? moest de communautaire hypotheek gelicht worden om de zware economische crisis van de jaren 1970 het hoofd te bieden. Toen de Koning, op initiatief van zijn kabinetschef, in 1979 een korte ontmoeting had met de Voerense wallingant Happart, was het hek helemaal van de dam. Happart wilde hem een petitie overhandigen, maar de Koning hield (natuurlijk met de beste bedoelingen) een kort gesprek. In Vlaams-nationalistische middens kwam hij zwaar onder vuur te liggen.
In januari 1979 de plannen voor een staatshervorming in drie fasen waren toen al bedisseld sprak de Koning de natie toe in een rede tot de Gestelde Lichamen: De natie, waarvan oorspronkelijk alle macht uitging, staat nu aan de Europese instellingen datgene af dat beter op Europees vlak kan worden behartigd en vertrouwt aan de culturele en regionale gemeenschappen datgene toe wat beter door hen kan worden uitgevoerd dan door een centraal gezag. Het nationaal gezag moet van zijn taakverlichting gebruik maken om krachtdadig de eigen verantwoordelijkheid verder op te nemen. Maar om doeltreffend te zijn moet elk gezagsniveau het andere aanvullen. Het is onmogelijk enkel Europeaan te zijn, of enkel Belg, of Vlaming, Waal of Brusselaar, of enkel Duitstalige Belg! (W. MARTENS, De Memoires, Luctor et emergo, Tielt, 2006, p. 820). Deze toespraak verschilt niet zoveel van die van de laatste twee koningen der Belgen. Maar wie hield hier de koninklijke pen vast? Koning Boudewijn of federalist Wilfried Martens? Hoe dan ook, de Koning ondertekende de rampzalige Bijzondere Wet tot Hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980, een tweede en nog grotere vergissing dan die van 1970.

In de jaren tachtig zou hij zich, zo weten we nu, verzetten tegen verwarring, overlapping van bevoegdheden en rivaliteit tussen officiële Belgische onderhandelaars en pleitte hij ervoor dat de Koning, dit wil zeggen de nationale uitvoerende macht, zoals de Grondwet dat voorschrijft, de enige internationale gesprekspartner is. Op 8 februari 1983 zei hij voor de Gestelde Lichamen dat door een opeenvolging van [institutionele] stroomversnellingen, het beleid van het land steeds moeilijker, en uiteindelijk onmogelijk wordt. Dat was nauwelijks verholen kritiek op het taalfederalisme. Op 20 juli 1984 zei de Koning dat de nadruk veel te veel lag op wat de Belgen verdeelt, dan op wat hen verenigt. Wat mij betreft, zal ik niet ophouden u mijn mening te zeggen over wat de Belgen bindt, omdat het de taak is van de koning daarover te spreken. Als ik dat niet deed zou ik aan mijn plicht verzaken. Hiermee benadrukte de koning het belang van zijn grondwettelijke eed die inhoudt dat hij de onafhankelijkheid en integriteit van België moet vrijwaren en zich bijgevolg tegen elke vorm van separatisme moet verzetten. Ook benadrukte hij de noodzaak van een sterk centraal gezag, Met andere woorden: federeren betekent niet scheiden maar wel verenigen. (W. MARTENS, Ibidem, p. 822). Tussen 1980 en 1988 was de continüe lijn in de koninklijke toespraken er één voor het bewaren van het institutionele status-quo, hetgeen ongetwijfeld strookte met de overtuiging van de vorst.
De staatshervorming van 1988 was er voor Koning Boudewijn werkelijk te veel aan. Toen hierover in de zomer van 1988 na honderd dagen onderhandelingen een politiek akkoord bereikt werd en de ministerraad zich hier zelf voor feliciteerde, las Wilfried Martens een brief van de Koning voor waarin die zijn ongenoegen uitte over deze zoveelste staatshervorming. Dit incident zette zoveel kwaad bloed dat een vicepremier (Moureaux of Dehaene, dat weten we niet zeker) zelfs met zijn ontslag dreigde. Onder druk van Martens bevestigde de Koning zijn vertrouwen in de vicepremier en tekende hij de staatshervorming (J.-A. FRALON, Baudouin Lhomme qui ne voulait pas être roi, Parijs, 2001, p. 344-345).

Ondertussen kennen we de inhoud van de brief van Koning Boudewijn aan Martens. We citeren: Ik vrees echter dat [...], door het niet gebruiken van de klassieke structuren van een federale Staat, men uiteindelijk tot een dubbelzinnig geheel komt dat sommigen een federale Staat noemen, anderen gefedereerde staten en nog anderen een confederatie van onderscheiden Staten. Ik heb ernstige twijfels over sommige aspecten van de geplande wijzigingen en over de manier die wordt aangewend om ze te verwezenlijken. [...] Tijdens de onderhandelingen was iedereen het erover eens om de centrale macht te versterken inzake de materies waarvoor ze bevoegd blijft. Hoe zal dit verwezenlijkt worden? » Deze vraag blijft tot op vandaag pertinent gelet op het feit dat ook de zesde staatshervorming geen enkele herfederalisering of maatregel tot versterking van het federale niveau bevat en zelfs geen federale kieskring, waarop nochtans door heel wat organisaties en politici werd aangedrongen. De Koning vroeg zich vervolgens bezorgd af: In het wetsontwerp over de bevoegdheden wordt veel gesproken over het overleg en de samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten en tussen die componenten onderling. Hoe zal dat gebeuren en hoe zal men lamlegging en blokkering vermijden als men daarover tot geen vergelijk komt? [...] Ik heb ook de gelegenheid gehad, zowel tijdens de vorming van de Regering als daarna, te waarschuwen betreffende bepaalde andere onderwerpen: de Economische en Monetaire Unie, het Wetenschappelijk beleid, de Buitenlandse Handel, de Infrastructuur, het Statuut van het Openbaar Ambt. Sommige teksten werden verbeterd, andere niet. (W. MARTENS, Ibidem, pp. 824-825). Deze vragen blijven tot op vandaag pertinent gelet op het feit dat ook de zesde staatshervorming geen enkele herfederalisering of maatregel tot versterking van het federale niveau bevat en zelfs geen federale kieskring, waarop nochtans door heel wat organisaties en politici werd aangedrongen en ondanks het feit dat men de burger in het regeerakkoord beloofd had deze kwestie te bestuderen.
In april 1990 beging Koning Boudewijn echter een grote tactische fout toen hij zijn macht op het spel zette in het kader van de zogenaamde abortuswet. In tegenstelling tot voor de federalisering was er voor die wet een breed maatschappelijk draagvlak. De Koning weigerde de wet echter wegens gewetensbezwaren te bekrachtigen. Daarop werd hij door de Ministerraad tijdelijk in de onmogelijkheid tot regeren gesteld zodat de regering en het parlement de wet toch nog konden goedkeuren. Waartoe heeft deze rebellie gediend? De Koning had zijn geweten ingeroepen, maar de wet was toch goedgekeurd. Zijn verzet was louter symbolisch. Belangrijker was dat hij hiermee de koninklijke prerogatieven ondergroef. Recent verklaard de socialist Johan Vande Lanotte hierover in het weekblad Humo: Koning Boudewijn vroeg de politici een oplossing voor zijn gewetensnood omdat hij, zo schreef hij letterlijk, de democratische instellingen niet wilde blokkeren. Daarmee erkende de koning expliciet dat hij geen politieke macht had, laat staan vetorecht tegen bepaalde wetten. Dát was de start van het ceremoniële koningschap (Humo, 9 juli 2013). Tot op vandaag wordt deze kwestie bovendien aangehaald om het recht op bekrachtiging van de wetten van de Koning af te nemen. Koning Boudewijn heeft er niet aan gedacht zijn enorme invloed aan te wenden om één of meerdere staatshervormingen te blokkeren, al heeft hij in feite nooit het federalisme zelf aanvaard. Ondanks al zijn inspanningen voor de eenheid van België en een vlekkeloos parcours van 1950 tot 1970 is Koning Boudewijn op institutioneel vlak en zeer tegen zijn zin de minst sterke Belgische koning gebleken. Misschien speelde het trauma van zijn vader die in s lands belang openlijk met de regering brak in 1940 en de koningskwestie die daaruit zou volgen hierin een rol. Onder zijn koningsschap werden immers vier anti-Belgische staatshervormingen goedgekeurd, een absoluut en zeer moeilijk te evenaren record. Anderzijds was zonder de matigende invloed van Koning Boudewijn de federalisering misschien nog veel verder gegaan tijdens zijn regeerperiode.
Zelfs voor de aanvaarding van de definitieve fase (sic) van de staatshervorming in 1993, achtte Koning Boudewijn zijn politieke rol niet uitgespeeld. In La Libre Belgique van 11 januari 1993 meende de voorzitter van de Vlaamse Raad, Luc Van den Brande dat het Sint-Michielsakkoord slechts een tussenstap naar een confederaal model was. Hij vond dat de drie gewesten alle bevoegdheden zouden moeten krijgen en dan samen moesten beslissen over wat ze nog aan de confederale staat zouden overlaten. Het autonome Vlaanderen zou een feit moeten zijn in 2002, de 700e verjaardag van de Guldensporenslag. De Koning ontbood hem hiervoor op audiëntie op het Paleis uit en waarschuwde hem dat hij het niet te ver moest drijven.
De gezondheid van de Koning werd ondertussen fragiel. In maart 1992 onderging hij een succesvolle hartoperatie. In zijn daaropvolgende 21 juli-toespraak verklaarde hij: Nu de artsen mij opnieuw een uitstekende gezondheid hebben bezorgd, zal ik u, met groot genoegen, nog vele jaren kunnen dienen.

In juli 1993 volgden de gebeurtenissen zich plots snel op. De politici hadden het Sint-Michielsakkoord ondertekend, dat België officieel tot een federale staat moest omvormen. Op 16 juli 1993 ondertekende Koning Boudewijn de Bijzondere Wet ter vervollediging van de federale staatsstructuur, die uit dit akkoord voortvloeide. Koning Boudewijn wist uiteraard dat het hier maar om een etappe ging in de ontbinding van de Belgische staat, zoals de andere staatshervormingen. Tijdens de 21-juli toespraak ter gelegenheid van de nationale feestdag loofde de koning tegen zijn zin het federalisme. Volgens Wilfried Martens, die tijdens het Te Deum van 21 juli 1993 op één van de eerste rijen zat, keek Koning Boudewijn bij het uitgaan van de kathedraal in zijn richting: Ik zal zijn blik nooit meer vergeten. Het was een bezorgde blik . Eerder had hij de voormalige Eerste minister al toevertrouwd: ik ben op (W. MARTENS, Ibidem, pp. 837). Tien dagen later, op 31 juli 1993, en tot grote verbazing van zijn Franse hartchirurg, overleed Koning Boudewijn in Motril, Spanje. De Koning heeft tegen heug en meug meegewerkt aan de vorming van het federale België, maar het is naar alle waarschijnlijkheid net die federalistische en nationalistische druk die hem zijn leven heeft gekost. Zijn begrafenis op 7 augustus 1993 trok enorm veel Belgen naar Brussel. Zelfs Koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk was op de begrafenisplechtigheid aanwezig.
Wat zou er gebeurd zijn indien een zo populaire Koning zich nog krachtdadiger tegen het federalisme zou verzet hebben? Welke weg zou de geschiedenis dan zijn ingeslagen? Die vraag zal voor altijd onbeantwoord blijven
---
http://www.unionbelge.be/?p=7436